Push-endoscopie (ook wel push-enteroscopie genoemd) is een procedure die diagnose en behandeling van ziekten in de bovenste dunne darm mogelijk maakt. Push-endoscopie reikt verder in de dunne darm dan de standaard bovenste gastro-intestinale endoscopie (ook bekend als esophagogastroduodenoscopie, EGD).
Endoscopen voor push-endoscopie zijn qua lengte vergelijkbaar met colonoscopen, ongeveer 200 cm en hebben werkkanalen voor diagnostische en therapeutische procedures. Nadat de endoscoop in de twaalfvingerige darm is gebracht, wordt een stijvere overtube over de endoscoop geleid om zijn pad recht te maken. Met de overtube op zijn plaats kan de endoscoop vervolgens worden opgevoerd zonder in de maag te wikkelen.
Push-endoscopie is een nuttige procedure voor het onderzoeken en toedienen van therapie in de dunne darm. Voor patiënten met intermitterend bloedende angiodysplasieën (clusters van verzwakte bloedvaten) die zich in de dunne darm bevinden buiten het bereik van een standaard bovenste endoscoop, kan push-endoscopie bijvoorbeeld nuttig zijn bij zowel het diagnosticeren van de bloedingsplaats als bij het stoppen van de bloeding.
Push-endoscopie heeft zijn beperkingen. Het bereik is nog steeds beperkt en kan laesies in de distale dunne darm (darm dichter bij de dikke darm) niet diagnosticeren. De belangrijkste risico's van push-endoscopie zijn dezelfde als die van andere endoscopische procedures, bloeding en perforatie van de darm, hetzij door passage van de endoscoop of de bijbehorende therapeutische procedures. Door het gebruik van een overtube is het risico op perforatie waarschijnlijk groter dan het risico van een endoscoop alleen.